Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 10.6 Toelage na korting wegens gebrek aan studievoortgang uitsluitend lening (voorheen artikel 17b)
1
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op studenten die een opleiding volgen aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 en 2.10.
2
De tempobeurs bestaat geheel uit lening in het studiejaar waarin de student niet ten minste 30 studiepunten heeft behaald. De vorige volzin is niet van toepassing op opleidingen als bedoeld in artikel 7.4, vierde lid, eerste volzin, van de WHW, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002, en in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW en artikel 7.4b, derde lid, van de WHW. Voor een student die zich als student in het onderwijs, bedoeld in de eerste volzin, inschrijft na 31 januari van een studiejaar, geldt, in afwijking van de eerste volzin een norm van 20 studiepunten.
3
In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister naar aanleiding van een door een instelling als bedoeld in artikel 2.10, alsmede als bedoeld in de artikelen 2.8 en 2.9, voor zover het van een bijzondere instelling uitgaande opleidingen godgeleerdheid of opleidingen gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt betreft, in te dienen aanvraag, toestaan dat in plaats van studiepunten een andere norm voor de beoordeling van studievoortgang wordt gehanteerd. Deze andere norm dient gelijkwaardig te zijn aan de norm uitgedrukt in studiepunten. De opleiding dient zodanig te worden ingericht dat een student in redelijkheid kan voldoen aan de in de vorige volzin bedoelde norm.
4
De natuurlijke persoon van wie of het bestuur van de rechtspersoon waarvan een instelling uitgaat als bedoeld in artikel 2.10, alsmede als bedoeld in de artikelen 2.8 en 2.9, voor zover het van een bijzondere instelling uitgaande opleidingen godgeleerdheid of opleidingen gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt betreft, stelt aan het einde van elk studiejaar de studievoortgang, bedoeld in het eerste en tweede lid, van iedere aan de instelling ingeschreven student vast en stelt betrokkene voor 1 november van het kalenderjaar waarin het desbetreffende studiejaar is geëindigd, van deze voortgang in kennis.
5
Voorts stelt de natuurlijke persoon of het bestuur, bedoeld in het vierde lid, na het einde van elk studiejaar vóór 1 november daaropvolgend de IB-Groep in kennis welke studenten de norm van de studievoortgang, bedoeld in het tweede of derde lid, niet hebben behaald. Op de verstrekking van die gegevens zijn de krachtens artikel 9.5, eerste lid, vastgestelde regels van toepassing.
6
De natuurlijke persoon of het bestuur, bedoeld in het vierde lid, stuurt gelijktijdig een afschrift aan de betrokkene van de gegevens die hij over de betrokkene aan de IB-Groep verstrekt en geeft daarbij tevens aan wat de consequenties op grond van deze wet zijn voor de vorm van de studiefinanciering van betrokkene alsmede welke beroepsgang voor betrokkene open staat.
7
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de mogelijkheid om studiepunten, behaald in een voorafgaand studiejaar mee te laten tellen bij de beoordeling van de vraag of aan de norm, bedoeld in het tweede lid, is voldaan. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder studiepunten die in enig jaar zijn behaald, leiden tot herziening van een beschikking, inhoudende de onvoorwaardelijke vorm van de aan de student toegekende studiefinanciering op grond van artikel 10.7.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BB9124, Eerste aanleg - meervoudig, 07/1121
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    23-11-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Met betrekking tot de vraag naar de werkingssfeer van de verplichtstelling van het fonds van verweerster - hetgeen een voorvraag vormt terzake de bevoegdheid van verweerster om toepassing te geven aan artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet Bpf 2000 - is verder van belang dat de eventuele verplichte...
  • LJN BA4643, Eerste aanleg - meervoudig, 06/4890
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    03-05-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Na fusie wenst de nieuwe werkgever aanspraak te blijven maken op oude onverplichte vrijstelling die voor de fusie gold voor het grootste deel van haar werknemers. Het verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 13 Wet Bpf 2000 wordt afgewezen. De rechtbank acht het beleid geen onverplichte vrijstelling...
  •